Variabele kosten zijn afhankelijk van de productie/afzet. Proportioneel variabele kosten stijgen in dezelfde mate als de productie/afzet (ze zijn dan rechtevenredig): de variabele kosten per eenheid zijn in dat geval bij elke productie-/ verkoopomvang gelijk. Variabele kosten stijgen door uitbreiding van de productie/afzet en door prijsstijgingen.
Constante kosten (vaste kosten of capaciteitskosten) zijn binnen de aanwezige capaciteit onafhankelijk van de productie/afzet. Constante kosten stijgen door uitbreiding van de capaciteit van de onderneming en door prijsstijgingen. Voorbeelden van constante kosten zijn: afschrijvings-, interest- en huurkosten.
De dekkingsbijdrage per eenheid product = p – v = verkoopprijs (exclusief BTW) – variabele kosten per eenheid (deze bestaan bij een handelsonderneming uit de inkoopprijs en uit de overige variabele kosten).
Om de break-evenafzet (BEA) en de break-evenomzet (BEO) te berekenen, is het handig de volgende schema’s te gebruiken: (met verzonnen percentages en bedragen).
Als een onderneming veel verschillende producten verkoopt en het niet haalbaar is voor elk product afzonderlijk het aandeel in de constante kosten te berekenen:
BEO = 100/15 x € 300.000 = € 2.000.000.
Bij een gemiddelde verkoopprijs van € 40 is BEA: € 2.000.000/€ 40 = 50 000 stuks.
Om een nettowinst te behalen van € 150.000 wordt BEO: 100/15 x € 450.000 = € 3.000.000.
Als een onderneming slechts één product(soort) verkoopt of als het aandeel in de constante kosten per product(soort) is te berekenen:
Methode 1
(Stel de verkoopprijs is € 40)
BEA = € 300.000/€ 6 = 50 000 stuks en BEO = 50 000 x € 40 = € 2.000.000.
Methode 2
TO = TK
40X = 24X + 10X + 300.000
16X = 300.000, dus X = 50 000.
Methode 3
m.b.v. de formule: C/p-v = 300.000/40-34 = 50 000.
Om een nettowinst te behalen van € 150.000 wordt BEA: € 450.000/€ 6 = 75 000 stuks.
De break-evenafzet kan ook grafisch bepaald worden door een grafiek te maken met: