M&O in Balans, 7e druk, havo. Hoofdstuk 14 Vermogensmarkt, samenvatting d.d. 1-2-2014.
De vermogensmarkt is het geheel van vraag naar en aanbod van vermogen.
Financieringskosten zijn alle kosten die verbonden zijn aan het lenen van geld zoals interest (rente) en afsluitprovisie.
Vragers van vermogen zijn:
- consumenten: bijvoorbeeld hypothecaire leningen;
- overheid: de Staat geeft regelmatig obligatieleningen uit om het financieringstekort te dekken. Een obligatielening is een grote lening die is opgesplitst in delen (obligaties);
- ondernemingen: nv’s geven aandelen uit om het eigen vermogen te vergroten; als een onderneming leent (door bijvoorbeeld een obligatielening uit te geven), neemt het vreemd vermogen toe.
Aanbieders van vermogen zijn:
- institutionele beleggers: pensioenfondsen en levensverzekeringsmaatschappijen.
Dit zijn instellingen die grote bedragen beleggen als uitvloeisel van hun hoofdtaak (het doen van uitkeringen). Institutionele beleggers verstrekken vaak onderhandse leningen. Dit zijn langlopende leningen waarbij het geld door één geldgever verstrekt wordt;
- spaarders: Een spaarder belegt ondernemend als hij het risico accepteert van een wisselend inkomen. Een spaarder die bijvoorbeeld belegt in aandelen krijgt als vergoeding dividend waarvan de hoogte afhankelijk is van de gemaakte winst van de nv. Bij de verkoop van aandelen kan de belegger koersverlies lijden.
- beleggingsfondsen: Zij beheren het vermogen van particulieren. Beleggingsfondsen hebben deskundigen in dienst om zo goed mogelijk te beleggen en om het risico te spreiden.
- ondernemingen: Zij kunnen tijdelijk geld “over” hebben wat zij kunnen beleggen in aandelen en obligaties van andere ondernemingen/instellingen.
- overheid: Denk hierbij niet in de eerste plaats aan de centrale overheid (de Staat) maar aan lagere overheden als gemeenten, waterschappen en sociale fondsen.
De vermogensmarkt bestaat uit de geldmarkt (voor kortstondig tijdelijk vermogen) en de kapitaalmarkt (voor aandelenvermogen en langdurig tijdelijk vermogen).
Voorbeelden van de geldmarkt zijn rekening-courantkrediet (rood staan), leverancierskrediet en afnemerskrediet.
De kapitaalmarkt bestaat uit de openbare kapitaalmarkt die voor iedereen toegankelijk is (zoals een aandelenemissie en de uitgifte van obligaties) en de onderhandse kapitaalmarkt waar slechts één geldgever voor het benodigde vermogen zorgt (zoals bij een onderhandse lening en een hypothecaire lening).
Verschillen tussen een onderhandse lening en een obligatielening zijn:
Onderhandse lening
- Er is één geldgever.
- Rechtstreeks contact tussen geldgever en geldnemer: over de leningsvoorwaarden kan worden onderhandeld.
- Betaling van rente en aflossing is eenvoudig: er is namelijk maar één geldgever.
- De geldgever kan zijn geld niet eerder terugkrijgen dan aan het eind van de looptijd.
Obligatielening
- Er zijn talrijke geldgevers (iedereen kan inschrijven op een obligatielening).
- De obligaties worden geplaatst via de effectenbeurs. De voorwaarden worden vooraf bekend gemaakt.
- Bij betalen van rente en aflossing wordt de bank ingeschakeld.
- Een obligatiehouder kan zijn uitgeleende geld terugkrijgen door zijn obligatie via de effectenbeurs te verkopen.
Op de effectenbeurs worden aan- en verkooporders van effecten (zoals aandelen, obligaties, participatiebewijzen van beleggingsfondsen) uitgevoerd.
Bij een limietorder geldt een maximum koopprijs of een minimale verkoopprijs. Bij een bestensorder (market order) is er geen limiet (de order wordt tegen de eerstvolgende prijs uitgevoerd).
Redenen voor een beursgang zijn:
- verkrijgen van een groter eigen vermogen;
- verkrijgen van een grotere naamsbekendheid/status;
- verkrijgen van een grotere verhandelbaarheid van de aandelen van de nv;
- om te “cashen”.
Koerswijzigingen van aandelen treden op door:
- toekomstverwachtingen;
- mogelijke fusie/overname;
- nationale en internationale (economische) ontwikkelingen;
- verandering van de rentestand.
Bekende indices zijn: AEX-index, Dow Jones index.
Klik hier om deze samenvatting te downloaden