Omspanningsvermogen: het aantal ondergeschikten waaraan een leidinggevende nog effectief leiding kan geven. De spanwijdte is het aantal ondergeschikten aan wie feitelijk leiding gegeven wordt.
Factoren die het omspanningsvermogen beïnvloeden: organisatiestructuur, communicatie, bouwkundige situatie, aard van het werk, competentie van medewerkers en de stijl van leidinggeven.
Theorie X van McGregor: een negatief mensbeeld en een autoritaire stijl van leidinggeven. Dit kan leiden tot self-fulfilling prophecy.
Theorie Y van McGregor: een positief mensbeeld. Meer begeleidend dan leidend leiderschap.
Leiderschapsstijlen gezien vanuit de manager:
Bij situatiegericht leidinggeven is iedere medewerker en omgeving anders, en dus ook de stijl van leidinggeven. Bij de medewerker is de mate van bekwaamheid en gemotiveerdheid bepalend. Afhankelijk van de combinatie of een medewerker (on)bekwaam en (on)gemotiveerd is kies je volgens Hersey en Blanchard voor delegeren, leiden, steunen en begeleiden.
Managementmethoden: integraal management, management bij direction, management by objectives, management by exception, management by walking around en management by delegation, humanresourcesmanagement.
Voorwaarden taakdelegatie: voldoende deskundigheid, voldoende tijd en de juiste middelen, opdracht is duidelijk en acceptatie van de te delegeren taak.
Eenheid van leiding is er als iedere medewerker hetzelfde doel nastreeft.
Change management: managementtechnieken bij grote veranderingen in een organisatie.
Weerstand tegen veranderingen komt door gevoel, verstand en daaruit volgend het gedrag van een medewerker.
Het ontstaan van een gevoel van weerstand ontstaat vanwege individualisme en onzekerheid. Individualisme betekent dat je alleen maar kijkt naar de gevolgen die de verandering voor jou persoonlijk heeft. Onzekerheid is het gevoel van onrust die grote veranderingen in het algemeen met zich meebrengen.
Weerstandbestrijding kan via communicatie, ondersteuning, prikkels en dwang.