De belangrijkste historische ontwikkelingen/stromingen met betrekking tot organisaties zijn:
Een organigram is een overzicht van de organisatiestructuur. Het doel van een organigram is: het duidelijk en schematisch weergeven van afdelingen en de zeggenschap, de leiding helpen om overzicht te houden, anderen inzicht geven in de organisatie.
Bij een lijnorganisatie is er eenheid van bevel. Voordelen van een lijnorganisatie: duidelijk en eenvoudig, bevoegdheden zijn goed afgebakend, taken en verantwoordelijkheden zijn duidelijk bepaald, beslissingen nemen gaat snel.
De nadelen van een lijnorganisatie zijn: gevaar voor bureaucratie, elke afdeling staat te veel op zichzelf, gebrek aan gespecialiseerd personeel, managers hebben zware verantwoordelijkheid met te veel taken, geringe flexibiliteit.
Een lijn-staforganisatie is een lijnorganisatie aangevuld met een staf van deskundigen.
De taken van de staf zijn: het voorbereiden van uitvoerende werkzaamheden, voorlichting geven, adviezen verschaffen aan het management, controlewerkzaamheden verrichten, onderzoek en productontwikkeling.
Lijnfunctionarissen mogen opdrachten geven (bevelsbevoegdheid) en staffunctionarissen meestal niet. Soms krijgt een staflid functionele bevoegdheden: een staffunctionaris kan dan een lijnfunctionaris opdragen hoe deze bepaalde werkzaamheden uit moet voeren. Voordelen van de lijn-staforganisatie: eenheid van bevel, vakspecialisten, betere samenwerking verschillende afdelingen, lijnfunctionarissen worden ontlast door de staf. Nadelen van de lijn-staforganisatie: staf te theoretisch, staf niet verantwoordelijk, staf wil te snel uitbreiden, staf heeft soms te veel bevoegdheden, staf- en lijnafdelingen te veel apart.
Projectorganisatie: organisatie waarbij de organisatie tijdelijk verschillende specialisten bij elkaar zet om een project te realiseren. De leden van een projectgroep hebben twee bazen: de projectleider en hun ‘gewone’ hiërarchische leider.
De ententestructuur is een horizontale structuur, gebaseerd op nevenschikking (dus naast elkaar) in plaats van onderschikking (onder elkaar).
Besluitvorming is een proces waarbij we een keuze maken uit alternatieven. Besluiten worden individueel of gezamenlijk genomen. Inspraak houdt in dat iedereen zijn mening kan geven en de beslisser moet met die opvattingen rekening houden. Medezeggenschap: de leden van de groep hebben een beslissende stem.
De besluitvormingsfasen zijn: 1 onderwerp vaststellen, 2 alternatieven verzamelen, 3 gevolgen per alternatief aangeven en 4 een keuze maken. Achteraf evalueren we het eerder genomen besluit. Dit is het analyseren van het besluit.
We kennen de volgende besluitvormingsregels: eenmansbesluit, minderheidsbesluit, meerderheidsbesluit, unanimiteit, consensus en veto.